‘Kijk een pandabeer!’
Dit zinnetje hoorde ik in de afgelopen weken met enige regelmaat tijdens een wandeling door mijn woonwijk. Ben ik onlangs verhuisd naar het Chinese bergland? Nee nee, de pandaberen worden tegenwoordig gewoon gespot in het Bossche Deuteren. Komt dat zien mensen, komt dat zien.
Het spotten van de pandaberen gebeurde door Jade (met 1 jaar en 11 maanden). Wandel je met iemand anders door de wijken rond mijn huis, dan ben ik er vrij zeker van dat je geen pandaberen zult tegenkomen, dus boek je reis nog maar even niet. Helemaal willekeurig waren de uitroepen niet. Gekenmerkt als pandaberen werden: eksters en katten. Alleen wit-met-zwarte katten trouwens. Binnenshuis werd bij ons ook vaak een pandabeer gespot. Dan in de vorm van een knuffel en dat was dan eigenlijk een wasbeer en die was dan weer grijs.
Graag maak ik even een uitstapje naar wat theorie over woordenschatontwikkeling. Wanneer kinderen beginnen met woorden leren, is een vraag die zich niet eenduidig laat beantwoorden. In de woordenschatontwikkeling kennen we enerzijds labels en anderzijds concepten:
Het label:
- het klankbeeld van een woord kunnen onderscheiden
- dit beeld opslaan in het auditief geheugen
- die klanken zelf kunnen uitspreken.
Het concept:
- een afgebakend besef van het begrip dat bij het label hoort en daarmee dus ook van alles dat er niet bij hoort.
We spreken in de kindertaalkunde van woordkennis als een kind niet alleen het label kent maar ook het achterliggende concept en het label dus gebruikt om dat concept aan te duiden. Maar dat is een geleidelijk proces! Jade heeft een concept in haar hoofd bij het label ‘pandabeer’: een dier dat de kleuren wit en zwart heeft. Dat klopt nog niet met het algemeen bekende concept van een grote Chinese beer met de wit-met-zwarte vacht, die bamboe eet en bijna nooit seks heeft. Jades concept is nog te breed en dat noemen we overextensie.
- Ook de golden retriever die door Jade werd uitgescholden voor ‘schaap’: overextensie.
- De schapen die op hun beurt vroeger door Felix werden uitgemaakt voor ‘oddie’ (hondje)”: overextensie. Blijkbaar is er iets heel erg verwarrend aan honden en schapen voor onze familie.
- Het naroepen van een vrouw van middelbare leeftijd met felrode hoofddoek als ‘Roodkapje!’: overextensie. En hard naar de grond staren, dit was niet mijn kind.
Maar: overextensie is niet echt ‘fout’, het is een belangrijke fase in de woordenschatontwikkeling. Want door haar uitroepen, en ons gegrinnik erom en de subtiele verbeteringen die erop volgen, krijgt Jade gaandeweg door dat het eksters en katten misschien toch geen pandaberen zijn. En zelfs de wasbeerknuffel niet. Maar wél de WNF-knuffel die ze voor haar tweede verjaardag kreeg en die ook met een enthousiast ‘PANDABEEEER!’ werd begroet. Zo geven haar eigen uitroepen haar de gelegenheid om steeds een beetje bij te schaven. En érgens op die zoektocht, kent ze het woord. Zeg jij maar wanneer.

Reactie plaatsen
Reacties